Ik ben in een keet geweest. Het zou de oudste van Putten zijn. Nou, zo zag deze er niet uit. Strakke wanden, keurige tafels, met zo’n vijftien stoelen eromheen. Geen donker hol, maar met een grote raampartij.
Ik was gevraagd om mee te komen naar deze keet. Effe een biertje doen. Mijn voorstelling was een hol met oude bankstellen, giga drankverbruik en bijbehorende penetrante bierlucht.
Toen ik bijna dertig jaar geleden met mijn vrienden zelf een keet had, zag deze er in ieder geval zo uit.
Deze niet. Allereerst kon je niet zien dat ik bij een keet parkeerde. Een neutrale deur en verder niets. Als je naar binnen stapte, kwam je in een soort entree met een keukenblokje met een dubbele frituurpan. Bij het openen van de volgende deur stond ik opeens tussen zo’n vijftien mannen, gezeten aan de lange tafel, vrijwel allen met een potje bier in de ene hand en een enkeling een sigaret in de andere. Ik begreep direct waar de kwalificatie ´oudste´ keet vandaan kwam. De mannen schatte ik allen boven de vijftig.
Het bleek een groep mannen, al jaren vrienden, die op zaterdag bij elkaar kwamen om een ‘potje’ te doen en de week te bespreken. Een van de mannen vertelde me dat ze ´vrogger´ bij elkaar in de huiskamer kwamen, maar dat ze graag een eigen plekkie wilden. Zoals deze ruimte voor deze zaterdagmiddagactiviteit.
Bier was nog geen euro per flesje en werd wekelijks gehaald bij de supermarkt waar het bier in de aanbieding was. Mijn voorzichtige opmerking dat je dit als valse concurrentie kunt zien voor de plaatselijke horeca, werd fel bestreden. In de loop der jaren heeft de organisator weliswaar geleerd dat een turflijstje voor het bier handig is, maar het samenzijn heeft een besloten karakter. Het lijstje telt immers 21 namen. Je kunt niet zomaar binnenstappen en een biertje scoren.
De beslotenheid is denk ik een wezenlijk verschil met de lokale horeca. Deze mensen horen bij deze keet en zien de kroeg niet als alternatief. Ze willen gewoon gezellig bij elkaar zijn en doen dat in een ruimte, lees een keet, om moeders niet met extra werk in de huiskamer op te zadelen. Niet om drankgelden uit te sparen.
Ik zag een heel mooi aspect. De sociale kant. Deze mannen steunen elkaar, geven elkaar houvast. Ze delen lief en leed. Als ik dat dan zie, een week na onze eropaf De Wijk in met Rien, waar ik veel kale straten met eenzaamheid aantrof, dan zie ik dat zo’n keet een prachtige functie heeft. Volgens mij voorzien keten in een maatschappelijke behoefte. Uitgezonderd sommige faciliteiten voor jongeren, zoals De Krakerrr, is hierin niet op een andere manier te voorzien. Met keten hebben jongeren en – zoals ik nu ook gemerkt heb – ook ouderen een plek om samen te komen. Maar… natuurlijk heeft de gemeente hierin ook een verantwoordelijkheid. Immers: een keet is niet genoeg.
Arap-John Tigchelaar