Wij Putten is een partij voor iedere Puttenaar die Putten een warm hart toedraagt.
Wij Putten wil samenwerken en verbinden en bezoekt daarom vrijwilligers, organisaties, verenigingen en bedrijven onder de noemer Eropaf.
Vanavond, 8 februari 2017 hebben we, Tim en Arap-John, in Dorpshuis Stroud afgesproken met mevrouw Aafke Kars, coördinator van de Telefooncirkel Putten.
Onze ontmoeting start al direct héél prettig. Mevrouw Kars begint met “Ik waardeer het ontzettend dat Wij Putten zich zo breed in de samenleving interesseert”. Onze avond kan niet meer stuk.
De Telefooncirkel is al bijna dertig jaar een zelfstandig onderdeel van de afdeling Ermelo-Putten van het Nederlandse Rode Kruis. Vrijwilligers van de Telefooncirkel bellen dagelijks de deelnemers voor een gesprekje. De telefoontjes hebben een sociale en signalerende functie.
Het Rode kruis wil echter de telefooncirkel afstoten en draagt de afgelopen twee jaar al niet meer financieel bij. Men wil namelijk rondbelcirkels die in een cirkelvorm werken. Iemand wordt gebeld, die daarna zelf een andere deelnemer belt. Nadat een aantal deelnemers elkaar gebeld hebben, moet het gesprek weer terugkomen bij de vrijwilliger die als eerste gebeld heeft. Het nadeel hiervan is dat de cirkel stokt als iemand niet bereikbaar is of zelf niet gaat bellen.
De telefooncirkel in Putten wil dat niet, omdat anders sociale controle ontbreekt. Een vrijwilliger belt tussen half negen en half tien een aantal mensen. Voor controle en voor sociaal contact. Je hebt altijd een ander praatje. De deelnemers worden zeven dagen per week gebeld, meestal elke dag door een andere vrijwilliger. Dat is dynamischer en maakt het contact afwisselender dan dat elke morgen dezelfde persoon belt. Een beller is niet per definitie anoniem, hij of zij mag ook bezoeken.
Degenen die gebeld worden verkeren soms met licht psychiatrische problemen, zijn licht dementerend of zijn eenzame mensen. “Er is ook een suikerpatiënt geweest, die werd praktisch herinnerd met een telefoontje aan het innemen van medicijnen.” Er is gelukkig geen wachtlijst en dat wil mevrouw Kars ook niet. Ze realiseert zich dat er niet veel mensen gebeld worden, hoewel er voorheen meer waren. “Er is vaak een soort schroom, een gevoel dat ze gecontroleerd worden.”
Er zijn twee cirkels van zeven personen in Putten en evenveel vrijwilligers die dagelijks een uurtje bellen. Zo belt één persoon zeven mensen op één dag en veelal niet langer dan tien minuten. In elk geval hebben de aangeslotenen een praatje gehad.
Soms is daarna nog even contact met instanties of de kinderen van de mensen die gebeld worden.
Sommige vrijwilligers zijn érg oud, zelfs iemand van meer dan tachtig jaar en er is zelfs één medewerker die zelf belt maar ook weer zelf gebeld wordt. Niet elke plaats heeft een telefooncirkel. Barneveld en Garderen hebben geen cirkel. Ermelo wel.
Op opnieuw onze vraag of veertien mensen niet wat weinig is en of het wel bekend is in de samenleving antwoord mevrouw Kars dat bij het Rode Kruis de telefooncirkel vooral bekend is. SWP verwijst heel veel, maar ook thuiszorgorganisaties verwijzen mensen naar de telefooncirkel.
De ‘promotie’ van de telefooncirkel is voornamelijk via een flyer die bij meerdere zorginstanties ligt.
“Er is een tijdje geen folder geweest wegens gebrek aan financiële middelen maar laatst heeft iemand ons gesponsord en kunnen we nu weer onze Informatieverstrekking via de folder blijven doen. Misschien ligt het er wel aan dat veel mensen niet het bestaan van een telefooncirkel weten.”
Zoals bij veel vrijwilligersorganisaties is ook bij mevrouw Kars het werven van nieuwe vrijwilligers de meest moeilijke opgave. Ze heeft er nu veertien, voor elke dag één. Er wordt gezocht in het eigen netwerk, via de vrijwilligers vacaturebank etc. Het probleem bij mevrouw Kars zit dus ook niet in het werk maar vooral in het vinden van vrijwilligers. En haar persoonlijke ‘drive’? Waar komt die vandaan? Ze vertelt ons dat ze in haar omgeving iemand had horen zeggen ‘Het gebeurt dat ik ’s avonds mijn eigen stem nog niet gehoord heb’.
Tim en ik zijn erg benieuwd hoe haar contacten met ‘de politiek’ of met het gemeentehuis verlopen.
Met het gemeentehuis is wel ’s contact geweest maar dat had haar nog niet veel gebracht. We vragen haar tenslotte wat ze ons, of de politiek mee wil geven in haar beraadslagingen.
Na kort nadenken zegt ze: “Plaatselijk informele zorg moet gezien worden, maar ook gesteund worden en moet erkenning opleveren. Ze vervolgt nog met dat je als overheid er niet van uit mag gaan dat er een netwerk voor de zorg aanwezig is. Aafke Kars adviseert ons met “let vooral op: Waar vallen gaten?”
Tim Born en Arap-John Tigchelaar